
Tussen Gansbaai en Bredasdorp, in de West-Kaapse Overberg, ligt het schilderachtige missiedorp Elim. De plaats is in 1824 gesticht op de boerderij Vogelstruyskraal door zendelingen van de Moravische Kerk als een thuis voor bevrijde slaven en Khoikhoi die van hun land waren verdreven. De zendelingen vernoemden het dorp naar de bijbelse oase “met twaalf bronnen en zeventig palmen” (Ex. 15:27) waar de Israëlieten zich na hun uittocht uit Egypte legerden.

Elim is een van de best bewaard gebleven missiedorpen in Zuid-Afrika. De hoofdstraat van het dorp, die toepasselijk Kerkstraat heet, wordt geflankeerd door karakteristieke witgepleisterde huisjes waarvan de meeste hun rieten dak hebben behouden. Aan het eind van de straat staat de missiekerk uit 1835 met holbolgevels. Het interieur is, net als bij andere Moravische kerken, volledig wit. Naast de kerk staat de voormalige boerderij Vogelstruyskraal uit 1796 die na de stichting van het missiedorp werd omgevormd tot pastorie. De watermolen aan de overzijde van de werf stamt uit de begindagen van het missiedorp en wordt nog steeds gebruikt voor het malen van graan.

Aan de andere kant van de kerk ligt een veldje met in het midden een eenvoudig gedenkteken. Dit is het enige monument in Zuid-Afrika ter herdenking van de afschaffing van de slavernij. Officieel werd de slavernij in de Kaapkolonie afgeschaft in 1834, maar de slaven waren verplicht nog vier jaar voor hun eigenaar te werken. Vandaar de datum 1 december 1838 op het monument.

Elim is in de loop der tijd weinig veranderd. Het dorp en het land eromheen zijn nog altijd eigendom van de Moravische Kerk. Ook vieren de inwoners van Elim, die bijna allemaal afstammen van de voormalige slaven en Khoikhoi die in de negentiende eeuw naar de missiepost trokken, nog elk jaar op 1 december met een feestelijke optocht het einde van de donkere dagen van slavernij.